skip to Main Content

Ondernemersorganisaties tegen strengere eisen WBSO

  • 29 februari 2016
In een onderzoek naar het innovatiebeleid in Nederland bepleiten de onderzoekers van het CPB strengere eisen aan de WBSO. In een eerste reactie stellen ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland dat ondernemers hiermee niet geholpen zijn. De ondernemers vrezen meer uitvoeringskosten aan zowel publieke als private zijde.
In het rapport ‘Kansrijk’ innovatiebeleid concluderen onderzoekers van CPB dat uitbreiding van de WBSO geen optie is. Ze verwachten dat extra uitgaven aan r&d, vanwege afnemende meeropbrengsten, minder opbrengen dan de gemiddelde subsidie-uitgaven. Een positief netto effect verwachten de onderzoekers wel van een aanscherping van de eisen om voor de WBSO in aanmerking te komen. Nu wordt als eis gesteld dat het beoogde resultaat van de r&d nieuw is voor het bedrijf. In plaats daarvan zou de eis kunnen worden gesteld dat het beoogde resultaat nieuw is voor Nederland of de wereld. Volgens de onderzoekers hanteert een aantal landen een dergelijk ‘new to the world’ criterium. Dit leidt weliswaar tot hogere uitvoeringskosten en extra administratieve lasten voor ondernemingen, maar deze extra kosten zullen beperkt zijn in vergelijking met de besparing aan subsidies en de toename van het maatschappelijke rendement, aldus de onderzoekers. Volgens VNO-NCW en MKB-Nederland ziet het CPB hiermee met hanteren van een dergelijk criterium over het hoofd dat dezelfde onderzoeksvragen ook kunnen leiden tot andere oplossingen. Juist dat levert innovatie op. De WBSO is een echt MKB-instrument. Ruim 60% van het budget gaat naar het MKB. Dat is goed voor het ontwikkelen van eigen innovatie, maar levert ook kennis op om nieuwe technologie toe te passen. Het stellen van strengere eisen zal die verscheidenheid indammen en het vermogen van het bedrijfsleven- vooral in het MKB – om nieuwe technologie en innovatie toe te passen beperken. En daarmee dus ten kosten gaan van de innovatiekracht van het MKB. De kracht van de WBSO, zeggen VNO-NCW en MKB-Nederland, is de laagdrempeligheid en toegankelijkheid voor het MKB. Bij elke aanvraag een oordeel vragen naar de stand van technologie in de wereld, zoals het CPB voorstelt, levert een enorme bureaucratische rompslomp op. En vraagt wel heel veel kennis van bedrijven en overheid. Bovendien zullen de uitvoeringskosten aan zowel publieke als private zijde enorm stijgen. Dat weegt niet op tegen het welvaartsverlies waarvan het CPB nu spreekt. Het CPB stelt overigens volgens de ondernemersorganisaties wel terecht dat het innovatiebeleid nog sterk verbeterd kan worden. Bijvoorbeeld door te kijken naar de rol van de overheid als launching customer. Bron: VNO-NCW 25-02-2016; CPB 25-02-2016
Lees verder

Flexibel aan de slag als schoonmaker

  • 26 februari 2016
Van de mensen die in 2015 een baan zochten en vonden en geen onderwijs volgden gingen er zeven op de tien aan de slag in een flexibele baan. Het meest voorkomende beroep van de baanvinders: schoonmaker. De overige baanvinders (drie op de tien) gi...
Lees verder

Kosten nieuwe parketvloer aftrekbaar

  • 25 februari 2016
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de kosten voor het vervangen van een parketvloer van een monumentenpand aftrekbaar zijn als uitgaven voor monumentenpanden.
Een echtpaar kocht een appartement in een flatgebouw dat aangewezen is als Rijksmonument. Op het moment van aankoop verkeerde het appartement in slechte staat doordat het 44 jaar bewoond was geweest door één familie en daarna drie jaar leeg heeft gestaan. In de aangifte IB 2011 brengt het echtpaar een bedrag van € 73.182 aan kosten voor rijksmonumentenpanden in aftrek . Van deze kosten heeft € 10.000 betrekking op de aanleg van een parketvloer (exclusief isolatie). Bij de vaststelling van de aanslag IB 2011 heeft de inspecteur het in aanmerking genomen bedrag aan kosten voor rijksmonumentenpanden gecorrigeerd. De vraag is of die correctie terecht is. Volgens het echtpaar was de oude vloer van het appartement versleten en het vervangen van de vloer noodzakelijk om het appartement weer bewoonbaar te maken. De inspecteur stelt dat de correctie terecht is aangebracht, omdat met de aanleg van de parketvloer geen sprake is van het in oorspronkelijke staat terugbrengen van de vloer en daarnaast sprake is van inrichtingsuitgaven welke kwalificeren als niet aftrekbare huurderslasten. De rechtbank oordeelt dat de belastingplichtige aannemelijk heeft gemaakt dat het vervangen van de parketvloer nodig was om het appartement in bruikbare staat te herstellen en staat de aftrek toe als uitgaven voor monumentenpanden. De omstandigheid dat hierbij onder de vloer ook isolatie is aangebracht, doet hieraan niet af, nu de kosten daarvan niet als onderhoudskosten in aanmerking zijn genomen. Bron: Rb. Den Haag 8-10-2015
Lees verder

Rechtvaardiging reclamebelasting niet gelegen in individueel profijt

  • 24 februari 2016
Voor de invoering van een reclamebelasting voor een bepaald gemeentelijk gebied kan de rechtvaardiging gelegen zijn in het profijt dat de betreffende ondernemers van de opbrengst kunnen hebben. Of een ondernemer individueel hiervan profijt heeft is niet van belang.
Een in de gemeente Cranendonck gevestigde juridische dienstverlener keert zich tegen de aan hem opgelegde heffing reclamebelasting Budel-Centrum. De heffing is aan hem opgelegd omdat vanaf de openbare weg bij zijn kantoor een bord zichtbaar is met de vermelding van zijn naam en ‘Advocaat, mediator en bewindvoerder’. Volgens hem is er sprake van willekeur bij het heffen van de reclamebelasting, omdat hij wél onder de gebiedsaanduiding valt, maar zijn overbuurman en enkele andere ondernemers en winkels aan de rand van het gebied niet. Ook is hij van mening dat de opgelegde reclamebelasting onredelijk en onbillijk is omdat hij er geen enkel belang bij heeft. Ten slotte stelt hij dat de betreffende gemeentelijke verordening in strijd is met de algemene uitgangspunten van vrij ondernemen. Volgens de rechtbank staat voorop dat het de gemeente op grond van de Gemeentewet vrij staat om een reclamebelasting in te voeren en dat zij voorts niet verplicht is om de opbrengst aan te wenden voor een bepaald doel. Dat een reclamebelasting het karakter heeft van een algemene belasting staat er niet aan in de weg staat dat een gemeente de heffing van deze belasting beperkt tot een gedeelte van haar grondgebied, mits hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Hiervan is sprake indien de gemeente in redelijkheid mag uitgaan van de veronderstelling dat degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de belasting in de heffing worden betrokken. De rechtbank maakt op dat de belasting op initiatief van ondernemers tot stand is gekomen als onderdeel van het ingestelde Centrummanagement. De opbrengst wordt weer in de vorm van een subsidie ter beschikking gesteld aan de ondernemers. Omdat de invoering van de reclamebelasting is gekoppeld aan het oprichten van het Centrummanagement, dat zich uitsluitend richt op het centrum en kernwinkelgebied van Budel, is er een rechtvaardigingsgrond voor het beperkte gebied waarbinnen de reclamebelasting wordt geheven. Ook de stelling van de ondernemer dat hij als individuele ondernemer geen profijt heeft van de bedoelde activiteiten, baat hem niet. De rechtbank is het met de heffingsambtenaar eens dat de rechtvaardiging van het heffen van de reclamebelasting gelegen is in het feit dat deze in het algemeen ten goede komt aan de ondernemers in het aangewezen gebied en niet in het individuele profijt van een bepaalde belastingplichtige. De is volgens de rechtbank de Verordening niet in strijd met de algemene uitgangspunten van vrij ondernemen. Het enkele feit dat reclamebelasting moet worden voldaan, maakt niet dat daardoor sprake is van een (ontoelaatbare) beperking in de vrijheid tot ondernemen. Bron: Rb. Oost-Brabant 2-11-2015 (publ. 22-02-2016)
Lees verder

Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer

  • 23 februari 2016
Tot 1 mei 2016 kan via www.internetconsultatie.nl commentaar worden geleverd op het concept van het wetsvoorstel Wet elektronische bestuurlijk verkeer. In dit wetsvoorstel van de bewindslieden Plasterk (BZK) en Van der Steur (V&J) is opgenomen dat overheden en andere bestuursorganen mogen vastleggen op welke wijze ze digitaal te bereiken zijn voor burgers en bedrijven. Berichten die via andere elektronische kanalen, bijvoorbeeld de verkeerde inbox, binnenkomen, hoeven ze niet in behandeling te nemen.
Doel van de conceptregeling is: aanpassing van de regels over elektronisch bestuurlijk verkeer in de Algemene wet bestuursrecht aan technologische en maatschappelijke ontwikkelingen; het stellen van regels om die berichten te kunnen verwerken; modernisering van de regels over de verzending van berichten door de overheid via een zogenoemde berichtenbox; het bieden van waarborgen bij het elektronisch bestuurlijk verkeer. Daarnaast krijgen burgers en bedrijven volgens het voorstel een wettelijk recht op digitale communicatie met de overheid. Daar zijn dus wel regels aan verbonden. Berichten die via andere kanalen bij de overheid binnenkomen dan vooraf vastgelegd, hoeven niet meer zoals nu verplicht in behandeling te worden genomen of doorgestuurd naar het juiste kanaal. Hiermee wil men voorkomen dat burgers en bedrijven via allerlei digitale wegen berichten sturen aan overheidsorganen, zonder dat de organisatie daarop is ingericht. De bewindslieden geven echter wel aan dat het ‘behoorlijk en uit oogpunt van dienstverlening logisch’ is dat een ambtenaar die zo’n bericht tegenkomt, het doorstuurt naar de juiste plek. Bron: SConline 22-02-2016; Internetconsultatie.nl 19-02-2016
Lees verder

Deel praktijkervaringen Wet werk en zekerheid

  • 23 februari 2016
Ter voorbereiding op een rondetafelgesprek met deskundigen op 2 maart roept de Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid mensen en organisaties op om hun eerste praktijkervaringen met de Wet werk en zekerheid (Wwz) te delen. Hiervoor is een speciaal e-mailadres geopend: wwz@tweedekamer.nl.
Door de invoering van de Wwz per 1 juli 2015 is een aantal hervormingen op de arbeidsmarkt doorgevoerd. Deze hervormingen hebben onder meer invloed op de ontslagprocedure, de rechtspositie van flexwerkers en de duur van de WW-uitkering. De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is benieuwd naar de uitwerking van de Wwz. Wat gebeurt er in de praktijk? Doen zich problemen voor? Zo ja, gaat het dan om aanloopproblemen of structurele problemen? En zijn er al feitelijke en/of statistische gegevens over de effecten van de Wwz beschikbaar? Praktijkervaringen kunnen tot en met donderdag 25 februari worden gestuurd naar wwz@tweedekamer.nl. De commissie wil de praktijkervaringen en de gegevens over de Wwz betrekken bij een rondetafelgesprek met deskundigen op woensdag 2 maart van 9.30 tot 12.30 uur. Het rondetafelgesprek is verdeeld in drie blokken: ontslag en transitievergoeding, ketenbepaling/flexwerk en WW en aanvullingen cao’s. Op woensdag 9 maart volgt een debat over de Wwz met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bron: Tweede Kamer 17-02-2016
Lees verder

Rijksoverheid: alleen inleenovereenkomsten met antidiscriminatiebepaling

  • 22 februari 2016
De Rijksoverheid neemt voortaan in contracten voor de inhuur van uitzendkrachten een antidiscriminatiebepaling op. De bepaling houdt in dat het contract wordt beëindigd indien de uitlener zou worden veroordeeld voor discriminatie. Op 18 februari 2016 is een eerste contract met zo’n bepaling ondertekend met uitzendbureau Start People.
Het contract is in samenwerking met de uitzendbranche ontwikkeld. Het opnemen van de antidiscriminatiebepaling in de contracten is een van de maatregelen die de Rijksoverheid neemt in de strijd tegen discriminatie. Een andere maatregel, al eerder aangekondigde maatregel, is de oprichting van een speciaal team bij de Inspectie SZW voor het bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie. Dit team onderzoekt of een werkgever beleid voert tegen discriminatie. Bij afwezigheid hiervan wordt de werkgever gedwongen dit alsnog op te stellen en kan zo nodig een boete worden opgelegd. Verder start er in het tweede kwartaal van dit jaar een voorlichtingscampagne om arbeidsmarktdiscriminatie tegen te gaan. Bron: Min SZW 18-02-2016
Lees verder

Nog veel mis bij schoonmaakbedrijven fastfoodsector

  • 18 februari 2016
Gerichte controles van Inspectie SZW, Belastingdienst, UWV en IND hebben bij schoonmaakbedrijven in de fastfoodsector vorig veel misstanden blootgelegd, met name bij bedrijven die werken voor franchise-ondernemingen. Het goede nieuws is wel dat het aantal overtredingen is afgenomen.
Het afgelopen jaar zijn er bij vijftig vestigingen van bedrijven in de fastfoodsector controles geweest naar de schoonmaakwerkzaamheden. Zowel bij franchise-ondernemingen (het merendeel van de onderzochte bedrijven) als bij eigen ondernemingen. In alle gevallen wordt er een schoonmaakbedrijf ingehuurd. Bij deze vijftig vestigingen ging het om tien verschillende schoonmaakbedrijven, waarbij in totaal 102 schoonmakers werken. Slechts bij één schoonmaakbedrijf werden geen overtredingen geconstateerd. Volgens de Inspectie SZW is positief dat het aantal overtredingen vermindert. De opdrachtgevers hebben stappen ondernomen zoals het weren van schoonmaakbedrijven die overtredingen begaan of het weer in eigen beheer nemen van schoonmaakwerkzaamheden. De problematiek doet zich hoofdzakelijk nog voor bij een aantal schoonmaakbedrijven, die werken voor franchise-ondernemingen. Misstanden die men aantrof betroffen onder meer werktijden (geruime tijd zeven nachten per week werken), niet uitbetalen van gewerkte uren, vakantiegeld of wachturen, illegale tewerkstelling. Bij twee schoonmaakbedrijven werd een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen geconstateerd, acht bedrijven overtraden vermoedelijk de Arbeidstijdenwet overtreden en de Wet minimumloon. In al deze gevallen verricht de Inspectie SZW nader onderzoek. Daarnaast werden 41 schoonmakers aangetroffen die vermoedelijk een ook uitkering ontvingen. UWV of gemeenten zullen een nader onderzoek doen naar mogelijke uitkeringsfraude. Ook zijn de controles voor de IND aanleiding twaalf onderzoeken gestart naar fictieve dienstverbanden. Het betreft hier zaken waarbij bij het schoonmaakbedrijf een contract op een naam van een persoon die er niet werkzaam is werd aangetroffen. Zo’n fictief dienstverband wordt gebruikt om bijvoorbeeld een partner uit het buitenland naar Nederland te krijgen of om een andere werknemer zwart te laten werken. Bron: Inspectie SZW, 16-02-2016
Lees verder

Geen afdrachtvermindering onderwijs voor NT2

  • 17 februari 2016
In lijn met de bijna gelijktijdige uitspraak van de Hoge Raad oordeelde onlangs ook Hof Den Haag dat de afdrachtvermindering onderwijs kan worden geclaimd voor een werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg va...
Lees verder
Back To Top