skip to Main Content

Pensioenfondsen staan er beter voor

  • 3 januari 2018
De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is over heel 2017 gestegen van 102% naar 108%. In de laatste maand daalde de dekkingsgraad een procentpunt. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, bleef in december gelijk op 106%.
De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, steeg in 2017 van 98% naar 106%. Deze eindstand voor 2017 is hoger dan het wettelijke vereiste minimum van 104,3%. De verwachting is dat slechts enkele fondsen het jaar afsluiten met een dekkingstekort. Er zijn zelfs fondsen waar indexatie weer in zicht komt. Door verdere consolidatie van het aantal pensioenfondsen in 2017 daalde het aantal fondsen. Inmiddels zijn er nog maar zo’n 200 over. Tegelijkertijd kwamen er juist algemene pensioenfondsen (APF-en) bij. Veel pensioenfondsen werden bij een APF of bedrijfstakpensioenfonds (BPF) ondergebracht, daar waar dat bij APF-en meestal in eigen kringen gebeurt. De overblijvers zijn de grotere fondsen. De verwachting is dat op termijn ongeveer 100 pensioenfondsen overblijven. Ook bij de andere uitvoerders, zoals verzekeraars, gaat de consolidatieslag door. Bron: Aon 2-01-2018
Lees verder

Geen geruisloze terugkeer met terugwerkende kracht

  • 2 januari 2018
Om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid om geruisloos terug te kunnen keren uit de bv, moeten de aandeelhouders natuurlijke personen zijn. Dit geldt ook als met een beroep op een besluit om terugwerkende kracht wordt verzocht. De wettelijke eis dat de aandeelhouders op het overgangstijdstip natuurlijke personen moeten zijn, blijft overeind.
De aandelen van een bv die fiscaal-juridische diensten verleend, zijn tot 3 november 2016 in handen van een houdstermaatschappij. De aandelen in de houdstermaatschappij zijn in handen van een stichting administratiekantoor (STAK). De certificaten van aandelen in de STAK worden gehouden door drie persoonlijke holdings. De aandeelhouders van die persoonlijke holdings besluiten in 2016 hun samenwerking per 1 januari 2016 te beëindigen. De vertrekkende aandeelhouder verkoopt de certificaten van aandelen aan de STAK waarna de aandelen worden ingekocht door de houdstermaatschappij. De twee overgebleven aandeelhouders nemen het aandeel in de werkmaatschappij van de vertrekkende aandeelhouder over. De overgebleven aandeelhouders verzoeken de inspecteur om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 geruisloos terug te keren uit de bv. De inspecteur wijst dit verzoek af omdat de bv op 1 januari 2016 niet voldoet aan de wettelijke voorwaarde van art. 14c Wet Vpb 1969 dat de aandelen in de ontbindende vennootschap uitsluitend worden gehouden door natuurlijke personen. Volgens Rechtbank Gelderland biedt de tekst van de wet geen aanknopingspunt voor de stelling van de aandeelhouders dat economische eigendom van de aandelen voldoende is voor de faciliteit van geruisloze terugkeer. De wettekst geeft uitdrukkelijk aan dat een bv voor geruisloze terugkeer uitsluitend natuurlijke personen als aandeelhouder heeft. Er wordt dus niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden. Geruisloze terugkeer per 1 januari 2016 is niet mogelijk. In de besluiten waar de aandeelhouders naar verwijzen wordt uitdrukkelijk aangegeven dat terugwerkende kracht alleen mogelijk is als op het overgangstijdstip aan de wettelijke vereisten wordt voldaan. Het verzoek van de aandeelhouders om over het standpunt van de rechtbank prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen wordt afgewezen aangezien de wettekst voor zich spreekt. Bron: Rb. Gelderland 14-12-2017
Lees verder

‘Echte’ zzp’ers vooral in de bouw

  • 2 januari 2018
Het merendeel van de zzp’ers heeft naast een zzp-inkomen ook een andere bron van inkomsten, zoals loon, pensioen of een uitkering. Wel geldt voor ruim zes op de tien zzp’ers dat het inkomen uit ondernemerschap hun hoofdinkomen is. Voor de overige zzp’ers zorgt het zzp-schap voor een bijverdienste. 'Echte' zzp'ers zijn er vooral in de bouw.
Ruim 650.000 zzp’ers hebben alleen een zzp-inkomen. Het gemiddelde inkomen dat ze daarmee verdienen bedraagt € 28.000 per jaar. Voor zo’n 256.000 zzp’ers is het inkomen uit ondernemerschap de voornaamste, maar niet de enige inkomensbron. Zij hebben ook nog inkomsten uit loon, pensioen of een uitkering. Het doorsnee zzp-inkomen van deze zelfstandigen bedroeg bijna € 20.000, met daarnaast circa € 6.700 aan andere inkomsten. Binnen die groep doen de zzp’ers met een pensioeninkomen het beste: niet allen hebben zij het hoogste zzp-inkomen (€ 23.000), maar ook de hoogste neveninkomsten (gemiddeld € 10.000). Zzp’ers met bijverdiensten uit loon verdienden € 6.000 naast een zzp-inkomen van gemiddeld € 16.700. Zzp’ers voor wie het zzp-inkomen slechts een bijverdienste is (548.000 personen) werken meestal in loondienst. Van de ruim 6,2 miljoen werknemers in 2016 klusten er bijna 330.000 als zzp’er bij. Hiermee verdienden zij gemiddeld € 1.900 per jaar. Ook 138.000 gepensioneerden vulden hun pensioen aan met gemiddeld € 2.800. Daarnaast waren er 46.000 uitkeringsontvangers die voor € 1.400 per jaar bijverdienden als zzp‘er. Dit zzp-inkomen werd verrekend met de ontvangen uitkering. Vooral in de bouw komt men zzp’ers tegen voor wie het zzp-inkomen het belangrijkste inkomen is (9 op de 10); bij zeven op de tien is het zelfs het enige inkomen. Bij zzp’ers die werkzaam zijn binnen de overheid, in het onderwijs en in de zorg is het zzp-inkomen in de helft van de gevallen een bijverdienste. Bron: CBS 29-12-2017
Lees verder

Na afloop driejaarstermijn hypotheekrente niet meer in aftrek

  • 21 december 2017
Volgens Rechtbank Gelderland komt na afloop van de driejaarstermijn de hypotheekrente van de dan nog te koop staande oude woning niet meer voor aftrek in aanmerking. Dit is niet anders als voor de nieuwe woning uit kostenoverwegingen geen nieuwe lening is afgesloten ter grootte van de hypotheek die op de oude woning rustte.
Een man had zijn woning te koop staan, waarop een hypotheek rustte van € 725.000. Op een gegeven moment verhuisde hij naar een nieuwe woning, waarvan de totale kosten na een verbouwing € 2.200.000 bedroegen. Voor die nieuwe woning sloot hij leningen af voor een bedrag van in totaal € 1.510.000. Na afloop van de driejaarstermijn had de man zijn oude woning nog steeds niet verkocht. De inspecteur weigerde vanaf dat moment de aftrek van hypotheekrente ter zake de lening ten aanzien van de oude woning. De man was hier niet mee akkoord. Hij stelde uit administratieve en kostenoverwegingen ervoor gekozen te hebben om geen nieuwe lening af te sluiten voor de volledige kosten van de nieuwe woning. Zowel de hypotheek op de oude woning als op de nieuwe woning had hij als eigenwoningschuld aangemerkt. Hij had dit ook aan de inspecteur voorgelegd en beroept zich in verband hiermee mede op het vertrouwensbeginsel. Rechtbank Gelderland oordeelt ten aanzien van het beroep op het vertrouwensbeginsel allereerst dat de man de inspecteur niet heeft verzocht om een standpuntbepaling en dat het beroep op het vertrouwensbeginsel dientengevolge niet kan slagen. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat hoewel materieel de door de man gekozen route niet verschilt van de situatie dat hij zijn eigenwoningschuld op de oude woning had afgelost en een nieuwe financiering van gelijke omvang was aangegaan voor de nieuwe woning, de schuld pas kwalificeerde als eigenwoningschuld als die was aangegaan in verband met de verwerving, verbetering of onderhoud van de eigen woning. Volgens de rechtbank was aan deze eis niet voldaan, omdat de lening zag op de verwerving van de oude woning. Ook als er vanuit zou mogen worden gegaan dat de lening van € 725.000 aan te merken was als een op de nieuwe woning betrekking hebbende eigenwoningschuld, dan nog was volgens de rechtbank aftrek niet mogelijk. Na afloop van de driejaarstermijn was de oude woning namelijk een box III-woning geworden. Als gevolg hiervan ontstond een eigenwoningreserve die in mindering kwam op de totale kosten van aankoop, verbetering en onderhoud van de nieuwe woning. Uitgaande van een waarde in het economische verkeer van de oude woning van € 924.000, berekent de rechtbank dat de maximale eigenwoningschuld in dat geval slechts € 1.311.000 zou hebben bedragen. Bron: Rb. Gelderland 28-11-2017
Lees verder

Herinvesteringsreserve verkeerd afgeboekt

  • 21 december 2017
Rechtbank Zeeland-West Brabant beslist dat een in 2011 boekhoudkundig verkeerd afgeboekte herinvesteringsreserve in 2012 alsnog vrijvalt en tot de belastbare winst gerekend moet worden.
Een bv heeft in 2009 appartementsrechten verkocht. Voor de fiscale boekwinst van € 201.459 heeft de bv in haar aangifte VPB 2009 een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd. In haar aangifte VPB 2011 heeft de bv deze HIR boekhoudkundig volledig afgeboekt tot nihil, maar slechts € 24.459 daarvan ten gunste van haar winst gerekend. De inspecteur heeft de aanslag VPB 2011 conform de ingediende aangifte opgelegd. Uit de door de bv ingediende aangifte VPB 2012 volgt een negatief belastbaar bedrag van € 13.351. Deze aangifte is door de inspecteur gecorrigeerd. Omdat de in 2009 gevormde HIR voor een bedrag van € 177.000 in 2011 niet ten gunste van de winst was gerekend, liet de inspecteur dit bedrag in 2012 vrijvallen. De aanslag VPB 2012 werd daarom door hem opgelegd berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 163.649. De bv was het hier niet mee eens omdat de HIR in 2011 reeds volledig was afgeboekt. Rechtbank Zeeland-West-Brabant volgt de inspecteur. In de aangifte VPB 2011 had de bv de volledige afboeking van de HIR klaarblijkelijk boekhoudkundig onjuist verwerkt. Omdat € 177.000 in 2011 niet ten gunste van de winst was gerekend, maakte de HIR volgens de rechtbank nog onderdeel uit van het eigen vermogen en niet van de winstreserves, zoals de bv dat administratief had verwerkt. De rechtbank overweegt dat de inspecteur de aanslag VBB 2011 in alle redelijkheid conform de aangifte had mogen vaststellen. De inspecteur had klaarblijkelijk verondersteld dat de HIR 2009 voor € 177.000 was blijven bestaan en dat het vereiste herinvesteringsvoornemen nog aanwezig was. Omdat het tijdvak waarbinnen de in 2009 gevormde HIR gebruikt kon worden pas ultimo 2012 eindigde, concludeert de rechtbank dat de inspecteur ten aanzien van de HIR ervan uit mocht gaan dat deze voor een bedrag van € 177.000 voor 2012 gehandhaafd bleef. De rechtbank stelt vast dat in verband met het eindigen van dat tijdvak aan het einde van het derde jaar volgende op dat waarin de HIR was ontstaan, derhalve ultimo 2012, geen herinvestering heeft plaatsgevonden en beslist dat de inspecteur deze in 2012 dan ook terecht tot de belastbare winst gerekend. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 2-11-2017
Lees verder

Werkloosheidscijfer onder 400.000

  • 21 december 2017
In november hadden bijna 8,7 miljoen mensen in Nederland betaald werk, het hoogste aantal ooit. Volgens cijfers van CBS is het aantal 15- tot 75-jarigen met betaald werk de afgelopen drie maanden met gemiddeld 15.000 per maand toegenomen. Het werkloosheidscijfer volgens de ILO-definitie kwam in november uit op 397.000 mensen. Gemiddeld nam de werkloosheid de afgelopen maanden met 10.000 per maand af. Het aantal WW-uitkeringen kwam in november uit op 337.000.
Volgens de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO) worden personen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. Volgens deze definitie kende Nederland in november 397.000 werklozen (4,4% van de beroepsbevolking). Aan het begin van de crisis, in november 2008, was het werkloosheidscijfer nog 3,6%. In het ILO-cijfer worden niet de mensen meegenomen die wel willen werken, maar om wat voor reden dan ook recent niet gezocht hebben en/of niet direct beschikbaar waren. Volgens cijfers van het CBS waren er in het derde kwartaal 210.000 mensen die wél willen werken, maar niet recent op zoek én niet direct beschikbaar zijn. Verder zijn er mensen die óf recent hebben gezocht (162.000) óf direct beschikbaar zijn voor werk (263.000). Ook mensen die in deeltijd werken en meer uren willen werken worden niet meegenomen in de ILO-definitie. Dit betreft circa 445.000 personen. Van de gemiddeld 408.000 werklozen in het derde kwartaal waren er 153.000 die twaalf maanden of langer op zoek zijn naar werk. Bijna twee op de drie langdurig werklozen waren 45 jaar of ouder. Het aantal lopende WW-uitkeringen nam in november 2017 met ruim 6.000 af. Daarmee kwam het aantal WW-uitkeringen eind november uit op 337.000. Het aantal lopende uitkeringen daalt in bijna alle sectoren. Alleen in de sectoren landbouw en visserij, horeca en culturele instellingen nam het aantal lopende uitkeringen toe, waarschijnlijk omdat er in dit seizoen minder werk is in deze sectoren. In de periode januari tot en met november 2017 verstrekte het UWV 362.000 nieuwe uitkeringen. Dat is een daling van 18% ten opzichte van dezelfde periode in 2016. In alle beroepsrichtingen is een daling van het aantal nieuwe uitkeringen te zien ten opzichte van vorig jaar. Ten opzichte van een jaar geleden, november 2016, is het aantal WW-uitkeringen met 17,7% afgenomen. De daling was relatief groot in de sectoren bouwnijverheid (-44%) en uitzendbedrijven (-28%). Bron: CBS 21-12-2017
Lees verder

Vraag alsnog btw over zonnepanelen terug

  • 20 december 2017
De Hoge Raad heeft onlangs een arrest gewezen die belastingplichtigen die vergeefs btw hebben teruggevraagd over de aanschaf van zonnepanelen houvast biedt. Veelal wees de fiscus dat teruggaafverzoek af met het argument dat men te laat was. Die vl...
Lees verder

Voorschot MKB uitvoering herstelkader rentederivaten

  • 18 december 2017
De uitvoering van het herstelkader rentederivaten is opnieuw vertraagd. Banken bieden op aandringen van AFM voorschotten compensatie herstelkader derivaten aan kwetsbare klanten en overige MKB-klanten aan die langer op hun compensatie moeten wacht...
Lees verder

Bijna 20 procent voltijdbanen bij buitenlandse bedrijven

  • 18 december 2017
Nederland telt ongeveer 15.000 buitenlandse bedrijven. Deze buitenlandse multinationals en hun toeleveranciers waren in 2014 goed voor 1,4 miljoen voltijdbanen, bijna 20% van alle voltijdbanen in ons land. Dit meldt het CBS in de Internationaliseringsmonitor.
In 2014 zorgden buitenlandse multinationals voor ruim 700.000 voltijdbanen (vte). Daarnaast zorgden deze multinationals voor nog eens bijna 650.000 indirecte banen bij andere bedrijven in Nederland. Buitenlandse multinationals zijn bedrijven in Nederland waarover de zeggenschap in het buitenland ligt. Ze zorgen vooral voor banen in de detail- en groothandel (205.000 voltijdbanen) en de industrie (194.000 voltijdbanen). In de industrie is het aandeel buitenlandse multinationals in het aantal voltijdbanen het hoogst, bijna 28%. Maar ook bij de sectoren vervoer en opslag (27%), informatie en communicatie (25%) en bij de detail- en groothandel (20%) zijn buitenlandse multinationals belangrijke werkgevers. Het grootste deel van indirecte werkgelegenheid die multinationals scheppen, komt terecht bij niet-multinationals. Bij niet-multinationals werden in 2014 ruim 460.000 banen gecreëerd doordat deze bedrijven in de toeleveringsketen van buitenlandse multinationals zitten. Maar ook bij Nederlandse multinationals en bij de non-business economy (met name non-profitinstellingen) worden respectievelijk ruim 115.000 en 70.000 banen gecreëerd doordat ze deel uit maken van de toeleveringsketen van buitenlandse multinationals. Bedrijven uit de handel en de commerciële dienstverlening zijn veruit de belangrijkste toeleveranciers van buitenlandse multinationals. Bijna 60% van de indirecte werkgelegenheid ontstaat bij deze sectoren. Bron: CBS 14-12-2017
Lees verder

Onterechte beschikking FE btw moet gerespecteerd

  • 15 december 2017
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel om een ten onrechte afgegeven beschikking fiscale eenheid voor de btw niet te respecteren. Het lag op de weg van de inspecteur om kennis te nemen van de relevante stukken. Nu dit niet is gebeurd, komt de ten onrechte afgegeven beschikking voor zijn rekening en risico.
Een ziekenhuis houdt 51% van de aandelen in een bv. De andere aandelen zijn in handen van een andere bv. De bv waarin de aandelen worden gehouden, verleent diensten aan het ziekenhuis. Het ziekenhuis en de bv hebben in 2008 een verzoek ingediend om als een fiscale eenheid voor de btw te worden aangemerkt. Bij beschikking heeft de inspecteur in 2008 dit verzoek vervolgens gehonoreerd. Echter, in 2012 stelt de inspecteur naar aanleiding van een onderzoek dat van meet af aan niet aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid voor de btw is voldaan. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag op ter zake de verschuldigde btw over de diensten die de bv aan het ziekenhuis heeft verricht. De bv is het hier niet mee eens. In de beroepsprocedure volgt Rechtbank Zeeland-West-Brabant de bv in haar stelling dat aan de financiële verwevenheidseis is voldaan. Volgens de rechtbank slaagt de bv er echter niet in aannemelijk te maken dat ook aan de organisatorische verwevenheidseis is voldaan. Desondanks vernietigt de rechtbank de opgelegde naheffingsaanslag btw. Gelet op de onherroepelijk geworden beschikking en het rechtszekerheidsbeginsel mocht volgens de rechtbank van het bestaan van de fiscale eenheid worden uitgegaan. Het had op de weg van de inspecteur gelegen om kennis te nemen van de relevante stukken. Indien dit niet is gebeurd en daardoor ten onrechte een beschikking wordt afgegeven, dan komt dat volgens de rechtbank voor rekening en risico van de inspecteur. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 6-10-2017
Lees verder
Back To Top